zondag 18 december 2011

De schim

De takken fluisterden naar hem, 'luister naar dat wat je roept'. De verdwaalde ziel draaide zich om, om niets te zien. Verwoed schudde hij zijn hoofd. De tranen stonden in zijn ogen. Hij was een hongerige geest, een onbevredigbaar stuk niets. Hij had haar nooit kunnen aanraken en zij had hem nooit kunnen zien.
De prijs die men moest betalen voor geluk was te groot, hij kon het zich niet veroorloven. Hij had zichzelf jaren voor de gek gehouden, gedaan alsof het wel kon, maar nu vielen alle leugens weg.

Een zacht geruis, opwaaiende rode bladeren. De stem van het woud die hem riep. Nooit mocht hij hieraan toegeven. Hij zou niet opnieuw die wirwar van doornstruiken en struikelwortels in gaan. 
Ineens was daar de aanraking. Tien ranke vingers op zijn schouder. 
Hij durfde niet te kijken, bang dat hij zichzelf opnieuw voor de gek hield.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten